Van de week werden Cathy en ik door een van de tuinders verwelkomd met een allerhartelijkst: “Daar hebben we de bijenboerin en de bijenboer”. Het was voor het eerst dat we zo aangesproken werden. “Bijenboer” klinkt heel anders in de oren dan “imker”. Als de imker ter sprake komt, zijn de reacties doorgaans (zeer) positief van aard: “leuk”, “mooie hobby, want het gaat slecht met de bijen”. Kortom: het houden van bijen is nog steeds met een romantisch aura omgeven.
“Bijenboer” zal aanzienlijk minder tot de verbeelding spreken vermoed ik. Toch komt deze benaming m.i. dicht bij de werkelijkheid. Binnen en buiten de kringen van bijenhouders wordt namelijk steeds vaker de vergelijking gemaakt met de intensieve veeteelt. Een oudgediende uit de imkerwereld zei onomwonden: “het is gewoon zo”. Het domesticeren (industrialiseren) van de bijen en de daarmee samenhangende schaalvergroting heeft weinig met het welzijn van de bijen te maken, maar is vooral opbrengst gericht. De ophef die ontstond toen ontdekt werd dat er zeventig bijenkasten bij elkaar stonden is in dit licht gezien een voorbeeld van excessieve i.p.v. intensieve veeteelt. Aan de bijen wordt dan ook voortdurend“gesleuteld”. Liever niet zwermdriftig, niet “stekelig”, maar vooral ijverig wat het honing halen betreft.
Vermeldenswaard in dit opzicht is misschien het feit dat de grootte van de honingraten door mensenhand beïnvloed werd vanuit de gedachte: grotere raten: grotere bijen: grotere opbrengst. Of deze manier van handelen bevorderlijk is voor het behoud van de soort? Zijn bijenkasten (50.000 bijen) te vergelijken met megastallen. Past in het rijtje: gekke koeienziekte, varkens- en vogelpest ook de dreiging van de gevreesde varroamijt?
De bijenboeren van het Wasven “zweren” bij kleinschaligheid (en daar hebben ze hun handen vol aan) en van manipuleren in welke vorm dan ook hebben ze geen verstand.
Jack Verhulst & Cathy Grootenboer – Imkers Wasven
Foto’s: Patrick Spruytenburg
Klik op de foto’s voor een vergroting: