Het noodgedwongen (laatste) openen van de kasten ter bestrijding van de varroamijten brengt altijd slachtoffers met zich mee. Het openen bij temperaturen die absoluut niet naar wens zijn van de kastbewoners (en dat was te merken ook), is regelrechte “huisvredebreuk”. De wetenschap dat het “voor hun eigen bestwil is” doet hier weinig aan af. De volgende ochtend liggen er verschillende dode bijen op de vliegplank.
Eerder zag ik uitgestorven volken en dat is ieder keer weer een schokkende aanblik, maar nooit eerder zag ik een bij daadwerkelijk sterven. Tot op deze morgen. Nooit geweten dat dit zo’n indruk kon maken. Trage bewegingen met de vleugels (af en toe hevig trillend) en het achterlijf wordt “onnatuurlijk” omhoog gestoken. Verder komt de bij niet meer van haar plaatst. Ze lijkt zich (deels) vastgeklampt te hebben aan de zijkant van de plank boven de kasten. Niet zo lang gelegen zag ik voor het eerst op ooghoogte hoe een bij “parmantig” heen en weer trippelde over dezelfde plank. Een waar kunststukje gezien de anatomie van de bij met haar zes pootjes die bevestigd zijn aan verschillende lichaamsdelen. Het was een genot om het te zien en het is onmogelijk om van dit kijken naar dit getrippel geen goede zin te krijgen. Maar deze ochtend was het definitief afgelopen met dit frivole “getrippel”…
Als troost in dit laatste levensuur schoof ik een restje honing zo dicht mogelijk naar haar toe. Na enig aarzelen zoog ze daarna met moeite wat honing naar binnen. Een zoete dood?
Jack Verhulst & Cathy Grootenboer – Imkers Wasven