Hier vind je alle bijenverhalen bij elkaar, geschreven door imker Jack Verhulst, die in zijn werk wordt bijgestaan door imker Cathy Grootenboer.

Het eerste bijenverhaal van 2020
(30 maart 2020)
Op zonnige dagen kan de temperatuur nu behoorlijk oplopen in de bijenstal. Dan is het meteen één en al bedrijvigheid voor, achter en in de kasten. Moedertje natuur laat zich niet opsluiten.
Kast voor kast wordt gewekt door de warmte van de zon. En dan is het is een komen en gaan van bijen die terugkeren met fel gekleurde stuifmeelbollen aan weerszijden van het lijf. Er wordt nu veel gevlogen op het mosterdzaad bij het Wasven. Met het stuifmeel worden de larven gevoed.
De kasten zijn voor het eerst allemaal open geweest voor een korte inspectie. Alle volken hebben de wintermaanden overleefd. Maar het is raadzaam om niet te vroeg te juichen want bijen blijven voor verrassingen zorgen. Ook voor ervaren imkers.

Op zoek naar de Koningin
(9 april 2020)
Even Bijpraten. Waar is de koningin? In vroegere tijden ging men er van uit dat er een “baas” moest zijn van een bijenvolk. Gemakshalve werd er dan ook maar een “koning” benoemd. De werkelijkheid is anders. Een volk ( “imme”, vandaar de naam “imker”) heeft een koningin die letterlijk van levensbelang is. Per dag legt zij meer dan tweeduizend eitjes en dat jarenlang. Na haar “bruidsvlucht”, komt ze niet meer uit de kast. Verliest een volk haar koningin, dan komt het einde in zicht als er geen nieuwe koningin is.
In de bijenstal zijn we nu bezig om de koninginnen op te speuren. Kamer voor kamer, raam voor raam wordt zorgvuldig bekeken. Het zoeken vereist geduld en ervaring, want de koningin valt (als ze niet gemerkt is) nauwelijks op. Ze is niet opvallend groter, alleen iets langer omdat ze met haar achterlijf tot in het diepst de cellen moet kunnen komen. Als ze gevonden is, wordt ze gemerkt met een kleur. Die kleur correspondeert met een kalender jaar. Het zoeken is dan voortaan een stuk gemakkelijker.

Over het zwermen van bijen
(5 mei 2020)
Door de zachte winter en het warme voorjaar zijn de eerste zwermen een feit. Het zien van een zwermend bijenvolk is een indrukwekkend en ook beangstigend schouwspel. Tenminste als je niet weet wat er aan de hand is. Het zwermen is een terugkerend, natuurlijk proces. De “oude” koningin maakt plaats voor de nieuwe en neemt een deel van het volk mee. De bijen die vertrekken hebben zich daarop voorbereid en hebben de magen gevuld. De duur van de reis in immers niet bekend. Bijen met een gevulde maag zullen zelden steekgedrag vertonen. Het is ook meteen hun dood. Vorig jaar waren er verschillende zwermen op het Wasven terwijl er een bruiloftsreceptie gaande was! Dat gaf sensatie en veel bekijks . En niemand werd gestoken. Het zwermen wordt door de meeste imkers als hinderlijk ervaren en wordt dan ook het liefst voorkomen. Eén van de veel toegepaste manieren is het zgn. “knippen” (van de vleugels) van de koningin. Ze kan dan niet meer vliegen. Op het Wasven wordt er biologisch geïmkerd en wordt er ook om die reden ook niet “geknipt”. Er kan dus gezwermd worden. We hebben kleine zwermkasten neergezet op de plaatsen waar de zwermen naar toe gingen. Verder zorgen we er voor dat er in de kasten zoveel te doen is voor de bijen dat het zwermen niet noodzakelijk is. Maar dat is de redenering van een imker en een bijenvolk hoeft zich daar niets van aan te trekken.
Drone
(12 mei 2020)
Dat er een drone (onbemand luchtvaartuig) ingezet wordt om te grote mensen groepen te lokaliseren is geen nieuws meer. Dat de naam “drone” een oud Nederlands woord voor “dar” is, is wellicht minder bekend. Waarschijnlijk heeft de naam te maken met het (zoemende) geluid dat een dar in de lucht maakt. In de strikte taakverdeling binnen de bijengemeenschap (werkbijen kunnen bijvoorbeeld meteen na hun geboorte aan de slag met schoonmaken) neemt de dar een bijzondere plaats in. Ze spelen namelijk geen enkele rol in de voedselvoorziening van een volk. De dar is groter van bouw dan een werkbij, heeft grotere ogen en kan niet steken. Darren zijn nodig om met de jonge koningin te paren tijdens de bruidsvlucht. Dit moeten ze wel met de dood bekopen. Aan het einde van het seizoen vindt er zogenaamde darrenslacht plaats. Dat klinkt nogal dramatisch (alsof het om een massale slachtpartij gaat) maar het komt er in feite op neer dat de meeste darren voor de winter de kast uitgewerkt worden om daarmee de winter voorraad te ontlasten. Het is gebleken dat de gevreesde varroa mijt een voorkeur heeft voor de larven van darren. Daarom wordt er in de kasten ruimte gemaakt voor extra darrenbroed. Als de cellen gevuld zijn worden ze verwijderd in de hoop dat daarmee ook de varroa mijt verwijderd wordt.. Bij menig imker dient het darrenbroed vervolgens als kippenvoer.

Over het stertselen van bijen
(22 mei 2020)
Met een droge plof valt een deel van de zwerm in de lege emmer. Het is een heel gewicht en opnieuw ben ik verbaasd over het feit dat zoveel bijen aan elkaar vast kunnen blijven zitten terwijl ze in een tros aan een struik of tak hangen. Over “samenhang” gesproken. Na de eerste “plof” volgen er nog enkele om deze zwerm te behouden. Het is al de derde keer dit seizoen dat er “alarm” geslagen wordt op het Wasven.
De zwerm hangt zoals vaker, dicht bij huis in de struiken langs het wandelpad. Argeloze passanten lopen er aan voorbij, niet wetende dat er duizenden bijen op ooghoogte hangen. Als ik in vol ornaat op de trap verschijn, valt dat meer op. De reacties zijn verschillend. Sommigen doen snel een stap achteruit en veranderen van route. Anderen blijven staan, maken een praatje en een foto. Vorig jaar hadden we zwermen tijdens bruiloftsrecepties. We vormden een bijzondere attractie. Nog een reden om die dag niet meer te vergeten. Het bruiloftspaar ging met de imker op de foto. Maar nu heb ik daar even geen tijd voor.
Indirect werk ik mee aan een toekomstige “bruiloftsvlucht” en daar is een koningin voor nodig. Iedere keer als ik aan de takken schud, valt er weer een deel (tje) in de emmer en wordt de deksel van de zgn. zwermkast opgelicht om die te vullen. Om de bijen wat te kalmeren gebruik ik daarbij een plantenspuit. Na de vierde poging is de tak zowat leeg en de kast (heel) vol. De grote vraag is: zit de koningin ook in de kast? Als dat namelijk niet het geval is, zal de zwerm er weer uitkomen en begint alles van voren af aan. Met mijn beschermende pak kan ik tot op centimeters van de vliegplank komen.
En jawel hoor! The Queen is in de building. Dat zie ik aan de bijen die voor het vlieggat staan met het omhoog gehouden achterlijf naar de tuin. Er wordt druk gewapperd met de vleugels zonder dat er gevlogen wordt. In bijencommunicatie betekent dit: de koningin is binnen. In imkertaal wordt dit “stertselen” genoemd.
Na het zwermen
(3 juni 2020)
Na het zwermen (inmiddels zijn we zes zwermen verder) keert de rust terug in de kast. Tenminste zo lijkt het. Het volk dat achter gebleven is, heeft namelijk (meestal) nog geen nieuwe koningin. Het volk is “moerloos” en dat moet veranderen anders is het volk ten dode opgeschreven. In stilte wordt er naarstig gewerkt aan het kweken van een nieuwe koningin.
Daarvoor zijn gewone bijen uitverkoren en die worden dan ook met de grootste zorg omringd. Dat dit gebeurt is te zien aan de zgn. “moerdoppen” die meestal onder aan de ramen hangen. Deze doppen hebben iets weg van ongepelde pinda’s. De larven worden gevoed met koninginnengelei. Deze gelei heeft een zeer hoge voedingswaarde. Wanneer de jonge koningin het levenslicht ziet, gaat ze vrijwel onmiddellijk op zoek naar mogelijke concurrenten. Ze maakt daarbij een “tutend” geluid. Als een andere koningin ( nog” in de dop”) erop reageert met “kwaken” , moet ze dit met de dood bekopen. Geen pardon. Soms komt het voor dat twee koninginnen ( in feite moeder en dochter) gebroederlijk samen leven in één kast, maar dit is uitzonderlijk.
Na het vestigen van de alleenheerschappij volgt de bruidsvlucht (de jonge koningin is dan vijf à zes dagen oud. Bij slecht weer kan het langer duren) en komen de darren in actie. De koningin paart in de lucht met verschillende darren die daarna dood neervallen. Wanneer er voldoende gepaard is, keert de koningin terug in de kast. Om er eigenlijk niet meer uit te komen totdat ze als “oude koningin” met een deel van het volk gaat zwermen. En dan herhaalt de geschiedenis zich. Het zwermen wordt gezien als het verjongen van een volk.
P.S. Koninginnengelei wordt wel als “Royal Jelly” verkocht. Het wordt aanbevolen als remedie tegen een grote diversiteit aan kwalen.

Bijenboer
(17 juni 2020)
Van de week werden Cathy en ik door een van de tuinders verwelkomd met een allerhartelijkst: “Daar hebben we de bijenboerin en de bijenboer”. Het was voor het eerst dat we zo aangesproken werden. “Bijenboer” klinkt heel anders in de oren dan “imker”. Als de imker ter sprake komt, zijn de reacties doorgaans (zeer) positief van aard : “leuk”, “mooie hobby, want het gaat slecht met de bijen” . Kortom: het houden van bijen is nog steeds met een romantisch aura omgeven. “Bijenboer” zal aanzienlijk minder tot de verbeelding spreken vermoed ik. Toch komt deze benaming m.i. dicht bij de werkelijkheid. Binnen en buiten de kringen van bijenhouders wordt namelijk steeds vaker de vergelijking gemaakt met de intensieve veeteelt. Een oudgediende uit de imkerwereld zei onomwonden: “het is gewoon zo”. Het domesticeren (industrialiseren) van de bijen en de daarmee samenhangende schaalvergroting heeft weinig met het welzijn van de bijen te maken, maar is vooral opbrengst gericht. De ophef die ontstond toen ontdekt werd dat er zeventig bijenkasten bij elkaar stonden is in dit licht gezien een voorbeeld van excessieve i.p.v. intensieve veeteelt. Aan de bijen wordt dan ook voortdurend “gesleuteld”. Liever niet zwermdriftig, niet “stekelig”, maar vooral ijverig wat het honing halen betreft. Vermeldenswaard in dit opzicht is misschien het feit dat de grootte van de honingraten door mensenhand beïnvloed werd vanuit de gedachte: grotere raten: grotere bijen: grotere opbrengst. Of deze manier van handelen bevorderlijk is voor het behoud van de soort? Zijn bijenkasten (50.000 bijen) te vergelijken met megastallen. Past in het rijtje: gekke koeienziekte, varkens- en vogelpest ook de dreiging van de gevreesde varroamijt? De bijenboeren van het Wasven “zweren” bij kleinschaligheid (en daar hebben ze hun handen vol aan) en van manipuleren in welke vorm dan ook hebben ze geen verstand.

Het honingraatvermoeden
(juli 2020)
Hagelwitte was
Deze foto werd gemaakt op het veld tegenover het Wasven. Boven op de kast liggen zelfgemaakte (door de bijen) honingraten/”ramen”. Let op de hagelwitte was. Zo ziet bijenwas er in het echt uit. Meestal worden er kunstraten gebruikt. Deze raten dienen als basis en worden door de werkbijen verder uitgebouwd voor de opslag van honing, stuifmeel. Bij kunstraten wordt de basis dus door de mens bepaald. Maar niet de vorm.
Wiskundig vermoeden
De honingraat wordt gezien als een bouwkundig meesterwerk. Wiskundigen vermoedden al eeuwenlang dat regelmatige zeshoeken het meest geschikt zijn om met zo min mogelijk materiaal een zo groot mogelijke constructie van gelijke cellen te maken; geschikter dan vierkanten, gelijkzijdige driehoeken, of welke vorm maar ook. Maar ze konden niet goed verklaren waarom.
Pas in 1999 leverde Thomas Hales het wiskundige bewijs voor wat hij het ‘honingraatvermoeden’ noemde. Hij liet zien dat regelmatige zeshoeken inderdaad het meest geschikt zijn om een ruimte in gelijke delen te verdelen met zo min mogelijk bouwmateriaal.
Met zeshoekige cellen maken bijen met een minimale hoeveelheid was een sterke, lichtgewicht honingraat, waarin een maximale hoeveelheid honing opgeslagen kan worden. Een knap staaltje architectuur. Ingenieurs gebruiken de honingraat als voorbeeld om constructies te maken die tegen een stootje kunnen en de ruimte goed benutten. Zo worden er panelen met een honingraatstructuur gebruikt om vliegtuigen te bouwen die sterker en lichter zijn en daardoor minder brandstof verbruiken.
Natuurlijk bestrijdingsmiddel
De afmetingen van een cel variëren van 2 tot 5 mm. Door het gebruik van de kunstraten wordt de grootte van de cellen beïnvloed. De mens zou de mens niet zijn als dit niet met een bepaald doel gebeurde. Grotere cellen, grotere bijen, meer opbrengst. Inmiddels worden hier in imkerkringen vraagtekens bij gezet. Kleinere bijen bieden de mogelijkheid om meer bijen op een raam te huisvesten en dat is bevorderlijk voor de warmtehuishouding. Zeker in de winter van levensbelang. Maar wat bleek: de gevreesde varroamijt houdt niet van deze knusse warmte! En werken kleinere cellen als een natuurlijk bestrijdingsmiddel. Dus gaan er steeds meer stemmen op om terug te “evolueren” naar de kleinere bij.

Straten in de bijenkast
(19 oktober 2020)
Hoewel het bijenseizoen allang verstreken is, gebeurt er nog van alles in en rond de kasten. Zo hebben we dit jaar bijzonder veel last van wespen die zelfs de euvele moed hebben om de kast in te gaan om zich daar tegoed te doen aan de winterhoning, het suikerwater of aan de bijen zèlf. Kasten met een krachtig volk hadden weinig last van de wespen, maar kleinere of zwakkere volken hebben enorm te duchten gehad. Het resultaat van deze ongewenste bezoeken wordt zichtbaar op de uitschuifbare platen onderin de kast. Afgebeten koppen en poten in “overvloed”. We hebben ter bestrijding lokbakken met siroop e.d. bij de kasten neergezet. Die vulden zich snel en we hopen daarmee iets tegen de bijenroof gedaan te hebben. In het volgende voorjaar zullen we pas echt weten of het afdoende geweest is. Dat het winterseizoen dichterbij komt zien we op de eerdergenoemde platen (die vooral bedoeld zijn om zicht te krijgen op het aantal varroamijten). Het koudere weer en het vertrek van de darren zorgt ervoor dat de volken kleiner worden en dichterbij elkaar gaan zitten. We zien dan op de platen (waar ook het afval terecht komt) dat het volk zich samentrekt. We zien zgn. “straten” op de platen door het afval dat naast en tussen de ramen op de platen terecht gekomen is.